5 tips voor het Doorzitten
Door Janneke Jansen, Mei 2019
Doorzitten is voor veel ruiters een flinke test van de onafhankelijke zit. Stuiteren, wiebelbenen, knikkende hoofden, rugpijn, hoofdpijn, beugels verliezen… De lijst met problemen is eindeloos. In de blog van deze week krijg je van mij een aantal tips om het doorzitten te verbeteren, vreemd genoeg moet je daarvoor goed in je beugels kunnen staan…
Waarom is doorzitten zo moeilijk?
Bij doorzitten in draf, kom je niet meer om de pas uit het zadel. In plaats daarvan blijf je in je zadel zitten. Dit houdt in dat je de bewegingen van je paard goed moet kunnen volgen, niet alleen in voor- en achterwaartse richting, maar ook de bewegingen links en rechts naar opzij en de bewegingen naar boven en naar beneden. Een hele uitdaging dus!
De rug van je paard beweegt in draf zowel naar boven en beneden, als links en rechts. Toch proberen veel ruiters de beweging uit te zitten door het bekken enkel naar voren en achteren te kantelen en een holle en bolle rug te maken. Dit vangt wel de bewegingen naar voren en achteren op, maar faciliteert niet de rugbeweging naar boven en beneden en al helemaal niet de afzonderlijke laterale beweging naar links en rechts.
Omdat de bewegingen op deze manier niet in de heupen en knieën van de ruiter kunnen worden opgevangen, zal de ruiterrug juist harder moeten werken. Dat betekent meer beweging in meer gewrichten, wat vaak kwetsbaar is voor bewegingsstructuren.
Hoe moet het dan?
Beter is het wanneer je de bewegingen van je paard op kan vangen door je eigen beweging zo simpel mogelijk te maken. Dat houdt praktisch gezien in dat je beter kunt bewegen in simpele gewrichten, zoals je knie (buigen en strekken) en je heup (alle richtingen, maar één gewricht). De bewegingen opvangen in je rug is vaak geen fijne optie, je kunt dan wel in alle richtingen bewegen, maar moet dit verdelen over een heleboel kleine gewrichten.
Daarbij lukt het vaak niet om de gehele beweging in je rug op te vangen. Hierdoor komt het dat je hoofd gaat knikken, of je hakken om de pas veel inzakken, waardoor je onrustige benen krijgt. Veel ruiters zetten hun schouders vast en zoeken balans op de teugels. Dit allemaal is natuurlijk niet wenselijk en verstoord de communicatie met je paard.
Als jij niet lekker mee kan met de beweging van je paard, zal je paard zijn rug gaan aanspannen ter verdediging tegen de onrust in het zadel. Hierdoor verstrakt de bewegingsafloop en kun je niet meer lekker zitten. Hoe beter jij zit, hoe beter je paard kan lopen. Dat brengt me bij
Tip 1 Maak het jezelf niet te moeilijk
Als je moeite hebt met doorzitten en je begint te stuiteren of merkt dat je handen of benen onrustig worden, ga dan weer even lichtrijden of desnoods stappen om je balans te hervinden. Het is veel gemakkelijker en sneller om het op deze manier op te lossen, dan om te blijven doorzitten. Maak het jezelf niet te moeilijk; ga lichtrijden, neem het tempo in draf terug of ga terug in stap totdat je houding weer is opgebouwd.
Waarom knijpen met je knieën of bovenbenen geen goed idee is…
Veel instructeurs en boeken zullen je vertellen dat je je bovenbenen aan zult moeten knijpen om goed in het zadel te kunnen blijven plakken. Toch kan dit juist een averechts effect hebben.
Ja, je moet je bovenbeen aanleggen. Dit betekent niet dat je moet knijpen. Het zit hem meer in de positie van je bovenbeen tegen het zadel dan het aanspannen van spieren.
Tip 2 vind de juiste beenpositite
Het plattere, binnenste gedeelte van je bovenbeen moet tegen het zadel aanliggen. Je knie hoort àchter de kniewrong te liggen, en niet erop. Op deze manier helpt je kniewrong van je zadel je om de beweging in opwaartse richting enigszins op te vangen.
Ligt je been op deze manier tegen je zadel aan dan zou je voldoende steunvlak moeten hebben om de bewegingen van je paard verder op te vangen door op de juiste manier mee te veren.
Ga je ondanks dat toch knijpen, dan span je de spieren aan de binnenkant van je bovenbeen aan. Hierdoor worden de spieren dikker en ronder en verklein je dus je steunvlak; minder van je been ligt tegen het zadel aan.
Verder is het erg lastig om deze ‘grijpers’ tegelijk aan te spannen met de ruiterspieren in je billen, die je heupgewricht mee horen te stabiliseren. Ook je buikspieren aanspannen is geen logische combinatie met de ‘grijpers’. Zo schakel je onbewust dus een hoop spieren uit die je eigenlijk nodig hebt om een onafhankelijke zit te behouden.
Hoe je de juiste bekkenbeweging vind…
De sleutel van het doorzitten is dus het vinden van de juiste beweging in je bekken, heupen en knieën (en een heleboel restbeweging in de rest van je lijf). Je heupen en knieën moeten met elkaar samenwerken om de bewegingen op te vangen. Je kunt deze gewrichten zien als een grote veer, die links en rechts om de beurt samengedrukt wordt.
Je heupen en knieën moeten vouwen om deze veerbeweging uit te kunnen voeren. Je heupen vouwen ter hoogte van je broekzakken. Wat veel ruiters doen (en dit heeft te maken met Tip 2), is een rolbeweging maken in de heupen, in plaats van een vouwbeweging. De benen rollen dan bij elke pas een beetje open en de knie komt los van het zadel. Dit is niet de juiste beweging!
De hoek tussen je bovenbeen en je bekken moet groter en kleiner worden. Als je een vinger op je broekzakken legt, moet je dit kunnen voelen. Deze beweging wordt afwisselend links en rechts gemaakt. Hoe groter deze beweging, hoe beter je het kan voelen. Hoe groot de beweging is, is echter sterk afhankelijk van je paard. Toch zijn er manieren om deze veerbeweging in je heupen te kunnen vinden. Een manier is
Tip 3 Rijden met ballen
Bij het gebruik van Franklin ballen in je rijden, kun je de bewegingen van je paard uitvergroten. Deze overdreven beweging is vaak veel duidelijker voor de ruiter. Je moet extra meebewegen en meer corrigeren wanneer je uit balans raakt. Doordat er lucht of water in het balletje zit, heb je ook meer mogelijkheden om in alle richtingen te bewegen, dan wanneer je in je zadel zit. Wanneer je na een paar minuten het balletje weg haalt is de beweging veel kleiner, en dus ook makkelijker om te volgen. Overdrijf om het aan te leren en verfijn later.
Bij gebrek aan ballen kun je de veerbeweging ook op andere manieren oefenen. Om het te vereenvoudigen en minder complex te maken, kun je ervoor kiezen om één gewricht tegelijk te oefenen. Zo kun je eerst de veerbeweging in je knieën oefenen door
Tip 4 Staan in je beugels
In het begin is het verstandig om een halstertouw om de hals van je paard te doen. Je kunt je dan hieraan optrekken en je balans houden zonder dat je je paard in de mond zit. Ga staan in de beugels met je bovenlijf zo rechtop mogelijk. Het is dus geen verlichte zit. Er is eigenlijk maar één manier waarop je in evenwicht en stabiel kunt blijven staan. Je positie van je onderbeen is daarbij erg belangrijk. Een aantal extra aandachtspunten hierbij zijn:
- Druk je hakken goed uit, zover je kan.
- Houdt je knieën ligt gebogen, dus niet helemaal strekken.
- Duw je bekken naar voren en kantel het iets achterover; je staartbeen tussen je benen. Je bekken bevindt zich boven de voorkant van je zadel.
- Gebruik het halstertouw in het begin om de juiste houding te vinden.
- Het fijnste is om met een zweepje te rijden als je paard dit toelaat, zodat je je volledig kunt concentreren op je beenligging. Wanneer je vaak en veel moet drijven, is dit veel moeilijker.
Wanneer je de verkeerde spieren aanspant, kun je niet blijven staan. Er moet een evenwicht zijn tussen ontspanning en aanspanning om deze oefening correct uit te voeren.
Ook de beweging links en rechts kun je op deze manier isoleren. Je wilt daarbij de aandacht leggen op één zijde, het gemakkelijkste is om dit op de binnenhand te doen. Je moet bij deze oefening met één hand rijden, dus een braaf paard en een veilige omgeving zijn dus een vereiste voor
Tip 5 Arm opzij en omhoog
Om te voorkomen dat je jezelf stijf gaat maken en in gaat zakken in je rug, maar ook om je zitbeenknobbel goed in het zadel te blijven voelen, kun je de volgende oefening doen: Til je binnenhand recht omhoog, met je bovenarm naast je oor. Een beetje alsof je een hele ijverige student bent die het antwoord weet. Je wilt hierbij je schouder laag houden en je oksel naar beneden trekken. Je hand mag niet ‘stuiteren’ in de lucht. Dit is extra belangrijk bij de variatie waarbij je je arm opzij brengt, als een half vliegtuig. Je kunt deze oefening tijdens het lichtrijden alvast oefenen, maar hij is ook goed tijdens de sta-oefening in tip 4 en bij het daadwerkelijke doorzitten.
Door deze oefening wordt je minder defensief in je rug en blijf je los. Je ademhaling gaat gemakkelijker door, blijft laag en je kunt gemakkelijk je aandacht brengen naar je zitbeenknobbel aan de binnenzijde.
Als je hier je focus op legt, merk dan dat hij opzij, naar voren, omhoog en terug gaat. Een soort achteruit fietsen.
Tot slot…
Doorzitten blijft een hele complexe beweging. Hoewel bovenstaande tips je zullen helpen om onafhankelijk door te zitten, is het nooit onverstandig om eens een goede houding en zit instructeur mee te laten kijken naar jou specifieke bewegingspatronen en voorkeuren. Zo zit je sneller stil.
Heb jij nog tips om je doorzitten te verbeteren? Laat het mij en anderen weten in de comments op Facebook.